Geraert van Kooigem
Sociaal
(6296), (6361), (5959), (6424), (5925), (6491), (6492), (9493), (6494) en archiefgegevens verwerkt in de genealogie: door de vele identieke voornamen die binnen deze familie gebruikt werden, is die zeker niet volledig sluitend en nemen we hier ook enkel de tak op waaruit we denken dat Geraert afstamde
Antecedenten en origine
- Kooigem wordt in 1177 het eerst vermeld en is waarschijnlijk afgeleid van het Germaans "Kanjinga haim", woning van de lieden van Kanjo; deze dorpsheerlijkheid met hoge justitierechten, gehouden van het Kasteel van Kortrijk, bleef tot zeker 1440 in handen van de gelijknamige familie; tussen 1440 en 1470 kwam ze waarschijnlijk na een verkoop in handen van mr. Joos Gilloen, schildknaap (6296); [het Hs. de Joigny suggereert echter dat dit via het huwelijk van de laatste erfdochter met Pierre Gilloen gebeurde] (6491) de heerlijkheid wordt uitvoerig beschreven in (6322)
- de oudst bekende heer was Rogier van Kooigem, ridder, v1230, 1261 (6296)
- Hannekin van Kooigem v1270 (6296)
- Jan van Kooigem, 8ste schepen keure Gent 1301, 2de keure 1304, voorschepen gedele 1309, 1318 (6955)
- Jan van Kooigem, 9de schepen keure Gent 1370, 8ste gedele 1373, 2de gedele 1376, 10de keure 1379 (6955)
- Jan van Kooigem, heer van Kooigem v1365, 1395 (6296), betaalde in 1377-1403 een eeuwige rente voor een meierij in de kasselrij Kortrijk, die voorheen aan Goosin van Zwevegem had toebehoord (7462)
- de familie van de heren van Kooigem lijken in de 14de eeuw nauwe banden te hebben gehad met de Guldenbergabdij te Wevelgem (5641)
- Mathilde van Coyeghem, behoorde vermoedelijk tot de familie van de heren van Kooigem, overleden in 1390, abdis van de Guldenbergabdij van Wevelgem (5642)
- Hugo van Kooigem, heer van Kooigem vanaf 1399, laatst v1407 (6296)
- Isabel van Kooigem, vrouwe van Kooigem vermeld ca. 1440 (6296)
- deze Kortrijkse familie bleef gedurende de 15de eeuw op ongeveer hetzelfde niveau van kapitaalkrachtigheid (5925)
Familie
Vader: Roeland, die zelf een broer Wulfaard had (6296)
Vóór 8/3/1440 stierf Roeland van Coyeghem, hij liet goederen na aan Hector, Gerard [=?], Jacob, Antheunis, Kateline en Alyse van Coyeghem (5915); in 1426 en 1432 kocht Roeland lijfrenten voor zijn vrouw en zijn dochters Maykin, Kateline, Isabele en Jaklemine (5925); Roeland van Coyeghem drapier (6161) [=?]
Roeland van Coyeghem, leenman van minimum 140 bunder land, had wellicht een jaarlijks bruto pachtinkomen van bijna 60 lb gr, gemiddeld 5 lb 6 s par per bunder; men kon de Kortrijkse familie van Coyeghem omschrijven als grootgrondbezitters zonder specifiek beroep (5925)
Het feit dat Geraert heer van Halennes en Rhodes was, duidt wel aan dat hij uit de tak van de familie kwam van Jan van Kooigem, heer van Rhodes, Erquinghem, Lesecq, Hannerge, Fromez en Schardau, gehuwd met Catherine van Halennes, gestorven in 1427 en zijn vrouw, na een tweede huwelijk met Jacob Scaec, in 1455. Jan en Catherine hadden minstens twee zonen: Gerard, heer van Halennes etc., en een jongere broer Ostin/Othon, heer van Schardau, gestorven in een gevecht met de Gentenaars in 1452 (6491) (6492)
Huwelijk
Gehuwd met Jehanne de Berlettes dit Malet, dochter van Thomas, die stierf in 1483 en wiens grafschrift in de Jacobijnenkerk te Rijsel opgetekend staat (3170) [dit gaat over de Gerard die stierf in 1494, en was getrouwd met Jehanne Malet [volgens Gaillard] ([6492](#6492))]
Nageslacht
- uit zijn huwelijk met Johanna Malet had hij een enige dochter Johanna, die zou huwen met Josse de la Porte d'Espierres, heer van Moorslede en Mosscher-ambacht; intussen had hij, blijkbaar in een eerder huwelijk, ook al vier zonen verwekt, Baudouin, Marc, Antoine en Thomas, maar die waren ofwel prior van Kooigem of ridder van Jeruzalem geworden, of vroegtijdig of zonder nageslacht gestorven, zodat Johanna de heerlijkheden Halennes, Rhodes, Arkinghem, Le Secq, Schardau en Haverye erfde (6492)
Overlijden
Gestorven in 1494 (3170) [=?]
Gestorven op 11/11/1490 (5959)
Contemporaine vermeldingen
- Wulfaert, heer van Coyeghem in 1443, bezat een eigen leenhof (3899)
- Roland van Coyeghem, afgevaardigde van Kortrijk op Ledenvergaderingen v1415 (4027), proost van Kortrijk 1414, 1416, 1420, 1435, schepen 1412, 1418, 1421, 1425, 1428, 1430, 1432, 1434, 1435 [tot oktober, wanneer hij proost werd] (4242); baljuw van Sint-Maarten te Ieper begin 15de eeuw (4615)
- de 6 kinderen van Roeland van Coyeghem behoren samen tot de hoogste vermogensklasse van Kortrijk ca. 1436-1440, met een vermogen groter dan 500 lb gr (5915)
- Jacob van Coyeghem proost van Kortrijk 1465, 1472, 1481, 1488, schepen 1459, 1464, 1469, 1485, 1486, 1493, 1494 (4242); afgevaardigde op Ledenvergadering 1481 (6100)
- Jacob van Coyeghem bevond zich in de hoogste vermogensklasse van Kortrijk ca. 1477-1488, met een vermogen groter dan 500 lb gr (5915)
- Jacoba van Kooigem, abdis van Wevelgem, gestorven 1477 (4689)
- Jaqueline van Coyeghem, abdis van de Guldenbergabdij, van 1466 tot aan haar dood in 1477, in 1469 kwam ze in conflict met de raadsheren van Karel de Stoute i.v.m. een vijfjarig meisje dat de hertog vermoedelijk krachtens zijn Blijde Intrede-recht als postulante wou opdringen aan de religieuzen (5643)
- Roland van Coeyegem, baljuw van de proosdij van Sint-Maarten van Ieper (5644)
- Charles van Coyeghem, zoon van Olivier van Coyeghem, gehuwd met Marie, een Doornikse uit een eerbiedwaardige familie van aldaar, nam samen met Victor van den Ackere de leiding over de mislukte samenzwering van opstandige Ieperse drapiers in 1428; in 7/1429 werd hij veroordeeld tot zes jaar verbanning uit Vlaanderen "omme onoorborlyc in de stede van Ypre tsine"; zijn vader Olivier, die priester was geworden, werd berechtigd door de deken van de christenheid (5906)
- Jehan de Cuinghiem, ridder, heer van Hem, Forest, Sailly etc., Luc de Cuinghiem, dit de Hem, schildknaap, en Philippe de Cuinghiem, edelman, waren zonen van een Gerard de Guinghien, één van de ridders uit een Frans "cour d'amour" uit 1415, en Jehanne de Hingettes; ze bezaten een aantal lenen in het Rijselse in 1475 (5959)
- een dochter van deze Luc en zijn vrouw Jehanne du Bosquiel, uit een Rijselse handelaarsfamilie, Agnes de Cuinghiem, huwde met Antoine Mallet, een zoon van Thomas Mallet (5959)
Carrière
Hoofdcarrière:
Raadsheer in de RVV, commissie 22/8/1460, ter vervanging van Pauwels van Overtvelt, eedaflegging 18/9/1460; vanaf zijn eed tot kerst 1460 49 dagen aanwezig (1770); in 1461 351 dagen aanwezig (1797); tussen Kerst 1461 en Sint-Jan 1462 18 dagen aanwezig, laatste vermelding (1807)
Zittingen 1460 (2382) (4434), 1461 "Halennes" (2386), 1462 (2399), 1463 (2417)
Baljuw van Kortrijk 1476-1477 (5959) (5960)
Taken en dienstreizen
"messire Gerart de Creyghem", afgevaardigde voor de Vlaamse adel op de Statenvergadering van ca. 1464 (6433) [=?]
Bezit
[Er was een andere en gelijktijdige Gerard f. Roeland: deze was heer van Hem [komt voortdurend voor in Leuridan] ([6494](#6494))]
Leenbezit:
* heer van Hallines (5960)
* in 1474 hield hij van het Leenhof van Ieper de heerlijkheid Rode [in Komen], omvattende 32 bunder, een rente van 315 razieren "avoine" [harde haver?], een andere rente van mindere haver "sue se appelle velve avoine" van 77 razieren per jaar, een tiende van 26 lb par per jaar, nog 6 lb par aan renten, 12 kapoenen, en de cijns die per jaar oploopt tot 100 lb par (7317)
* bij de dood van Roeland van Coyeghem in 1440 erfde zijn tweede zoon Gerard [een andere?] 19,5 bunders grond in Moorsele gehouden van het Kasteel van Kortrijk en 3 bunders te Moorsele gehouden van Jan van der Hove (3899)
* kort na 1437 erfde hij het leen Te Stolleners of Tollenaers, gelegen in de parochie Marke, gehouden van het Kasteel van Kortrijk, van zijn vader Roeland, die het van diens broer Wulfaard had gekocht (6296)
* in 1475 hield hij in het Rijselse drie lenen met een gezamenlijke jaaropbrengst van 542 lb par, waaronder één waarover we meer gedocumenteerd zijn, de heerlijkheid Halennes, met hoge rechtsmacht, gehouden van de heerlijkheid Cysoing; 187200 roeden groot, met diverse feodale rechten en 9 achterlenen (5959) [=?]
* het achterleen Ter Merrie, gehouden van het Hof van Moorsele en Ter Gracht en gelegen in de Roede van Menen, verkocht hij voor 1470 aan Wouter van der Gracht, heer van Moorsele en Ter Gracht (6361)
Leenbezit verwanten
- het Hof of Burggenootschap van Kooigem bleef in handen van deze ernaar genoemde familie tot ca. 1440-1470, het laatst gehouden door Elisabeth van Kooigem, maar in 1470 was mr. Jos Gilloen, schildknaap, de nieuwe leenhouder (6361)
- na de dood van Jan van Kooigem in 1468-69 erfde Gerard, waarschijnlijk zijn oudste zoon, de heerlijkheid Tsons, gehouden van het leenhof van Harelbeke; na de dood van deze laatste ca. 1510-1513 kwam ze toe aan zijn broer Pieter (6321)
- Jan van Kooigem, broer van Jacob, heer van te Gommaers v1503-1504, na de dood van zijn schoonzus Ysoye de Vriendt, hield ook een achterleen van het Hof van Heule (6361)
- Joos van der Poorte, heer van Moorslede en Mosscher-Ambacht was in 1502 heer van Scardau, achterleen van het Hof van Kooigem gelegen in de Roede van Menen, als voogd over zijn echtgenote Johanna van Kooigem; het is niet duidelijk wie haar ouders waren (6361)
- Pieter van Kooigem hield in 1435 een leen van 12 bunder in Temse, genaamd tGoet ter Hoegher Couwerborch, gehouden van het leenhof van Waas (64242)
Cultureel
Wapen:
* het wapen van de heren van Kooigem: "d'argent à quatre cheviron de geulle, le premier copé en chief", "in zilver vier kepers van keel, de eerste met afgesneden top", op een zegel van Roeland van Kooigem uit 1420, afgebeeld in (6296) en (6361)
* een Jan van Kooigem had bv. wel een lichtjes afwijkend wapen v1504: "vier kepers, de eerste beladen met of vergezeld van een penning of koek in de hoofdpunt", naar een afbeelding op een zegel (6361)
Referenties
-
(1770) Archives Départementales du Nord (Lille), Série B (Chambre des Comptes): 4105, 93v
-
(1797) Archives Départementales du Nord (Lille), Série B (Chambre des Comptes): 4106, 72r
-
(1807) Archives Départementales du Nord (Lille), Série B (Chambre des Comptes): 4107, 70r
-
(2382) Rijksarchief Gent, fonds Raad van Vlaanderen, reeks "Akten en Sententiën": 2380
-
(2386) Rijksarchief Gent, fonds Raad van Vlaanderen, reeks "Akten en Sententiën": 2381
-
(2399) Rijksarchief Gent, fonds Raad van Vlaanderen, reeks "Akten en Sententiën": 2385
-
(2417) Rijksarchief Gent, fonds Raad van Vlaanderen, reeks "Akten en Sententiën": 2385
-
(2960) ARA, Rekenkamers, Oorkonden van het Zegelrecht (I: cedules; II: charters): II, 683
-
(3170) JEAN (M.), La chambre des comptes de Lille. L'institution et les hommes (1477-1667), Parijs, 1992: , 325
-
(3899) WARLOP (E.), Inventaris van het Fonds d'Ennetières, Brussel, 1981: , 299
-
(4027) ZOETE (A.) (ed.), Handelingen van de leden en van de staten van Vlaanderen (1405-1419) : excerpten uit de rekeningen der steden, kasselrijen en vorstelijke ambtenaren, dl. II: 10 maart 1413 - 5 september 1419, Brussel, 1982: , 905, 960
-
(4242) BAUWENS (J.), Bijdrage tot de geschiedenis der stadsinstellingen van Kortrijk tot 1494, onuitgegeven licentiaatsverhandeling, RUG, Gent, 1962: , passim
-
(4434) VANDENPEEREBOOM (A.), Le conseil de Flandre à Ypres précédé de: des Cours de Justice qui on t exercé jurisdiction souveraine sur la ville d'Ypres et la West-Flandre, Ieper, 1874: , 233
-
(4615) FEYS (E.) (ed.), Les cartulaires de la prévôté de Saint-Martin à Ypres, Brugge, 1884: , 563
-
(4689) GOETHALS - VERCRUYSSE (J.) (ed.), Jaerboek der stad en oude casselry van Kortryk, Kortrijk, 1814: , 169, 174
-
(5641) BERLIERE (U.) e.a., Monasticon Belge (voortgezet door het Centre National de recherche d'histoire religieuse): , III/2, 490
-
(5642) BERLIERE (U.) e.a., Monasticon Belge (voortgezet door het Centre National de recherche d'histoire religieuse): , III/2, 490
-
(5643) BERLIERE (U.) e.a., Monasticon Belge (voortgezet door het Centre National de recherche d'histoire religieuse): , III/2, 493
-
(5644) FEYS (A.) & NELIS (A.) (ed.), Les cartulaires de la prévôté ou abbaye de Saint-Martin à Ypres (1102-1543), Publications Société d'Emulation de Bruges, 2 dln., Brugge, 1880-1887: , 563
-
(5906) DIEGERICK (I.L.A.), Les drapiers yprois et la conspiration manquée. Episode de l'histoire d'Ypres (1428-1429), Brugge, 1858: , 9-10, 12
-
(5915) PAUWELYN (C.), Lijsten van de gegoede burgers van Kortrijk en de struktuur van hun vermogens in 1440 en 1477, in: Standen en Landen, 63, 1973, pp. 9-46: , 11, 16, 24
-
(5925) PAUWELYN (C.), De gegoede burgerij van Kortrijk in de 15e eeuw (1433-1496), in: Standen en Landen, 54, 1971, pp. 155-213: , 185, 210-212, 206
-
(5959) COOLS (C.H.), Met raad en daad? Een doorkijk op een landelijke elite. Aristocratie in de Rijselse Kasselrij naar het einde van de vijftiende eeuw toe, ontuigegeven licentiaatsverhandeling RUG, Gent, 1992: , 155-158
-
(5960) VAN ROMPAEY (J.),Het grafelijk baljuwsambt in Vlaanderen tijdens de Bourgondische periode, Brussel, 1967 (VKAWLSK, KL, nr. 62): , 632
-
(6100) BLOCKMANS (W.P.) (ed.), Handelingen van de leden en van de staten van Vlaanderen : regeringen van Maria van Bourgondie en Filips de Schone (5 januari 1477-26 september 1506), dl.I: tot de vrede van Kadzand (1492), Brussel, 1982: , 189
-
(6161) HAQUETTE (B.), Les nébuleuses drapières de la Châtellenie de Courtrai, in: HKGOK, 63, 1998, pp. 79-122:
-
(6296) BONCQUET (P.), Heerlijkheid en leen in de Roede van de Dertien Parochies (kasselrij Kortrijk, XIIIde - XVde eeuw), onuitgegeven licentiaatsverhandeling KUL, Leuven, 1981: , 18, 162-164, ILL. XVIII, 193
-
(6321) VERMEULEN (M.), Het grafelijk leenhof van Harelbeke. Feodaal en rechterlijk (1333-1514), onuitgegeven licentiaatsverhandeling KUL, Leuven, 1985: , 362
-
(6322) WITDOUCK (R.), De heerlijkheid Kooigem, in: KGOKK. Handelingen, nieuwe reeks, 54, 1988, pp. 242-282:
-
(6361) MASSCHELEIN (L.), Heerlijkheid en leen in de Roede van Menen (Kasselrij Kortrijk, XIIde - begin XIVde eeuw), 3 dln., onuitgegeven licentiaatsverhandeling KUL, Leuven, 1982: , 331, 403, 424, 439
-
(6424) DE SCHOUTHEETE DE TERVARENT (A.), Livre des feudataires des comtes de Flandre au Pays de Waes aux XIVe, XVe et XVIe siècles (Publications extraordinaires du Cercle Archéologique du Pays de Waes, 9), Sint-Niklaas, 1872: , 166
-
(6433) BLOCKMANS (W), De samenstelling van de staten van de Bourgondische landsheerlijkheden omstreeks 1464, in: SL, 47, 1968, pp. 57-112: , 81
-
(6491) DE LIMBURG-STIRUM (Th.) (ed.), Chanoine de Joigny. Manuscrit relatif aux seigneuries de Flandre, in: HOGKO, 7, 1926, pp. 305-384; 8, 1927, pp. 31-96, 165-180, 245-264, 265-30: , I, 380, II, 57
-
(6492) GAILLIARD (J.), Bruges et le Franc, ou leur magistrature et leur noblesse avec des données historiques et généalogiques sur chaque famille, 6 dln., Brugge, 1857-1864: , I, 10, 191-194
-
(6493) Hautcoeur (1895), 342
-
(6494) LEURIDAN (F.) Statistique féodale du département du Nord, la châtellenie de Lille, Rijsel, 1886-1901, 6 vol. (dl. 1, Introduction, dl. 2, Carembaut, dl. 3, Ferrain , dl. 4, Mélantois, dl. 5, Pévèle, dl. 6, Weppes: , M, 49, 223, W, 30
-
(6955) Gentse Universiteitsbibliotheek: , Hs. 2554
-
(7317) Algemeen Rijksarchief Brussel, fonds Rekenkamers: 1111, 113r
-
(7462) SOENS (T.), Rentmeesters, tollenaars en de anderen. Een onderzoek naar de beheerders van het grafelijk domen in Vlaanderen (1372-1404), III, bijlagen, onuitgegeven licentiaatsverhandeling RUG, Gent, 1999: