Er is een genealogie in (3482), maar ze lijkt frauduleus en onbetrouwbaar
Geboren te Menen (3482) Grootvader: Wouter Patin (7481), "ridder" [maar dat is een vervalsing of een fout van Huys: in het bijna contemporaine memoriaal van Jan van Dadizele is van dergelijke titels geen sprake], proost van Quennes, gehuwd met Peronne Attente (7481), gestorven 1445, begraven in de Sint-Jacobskapel (3482); Wouter Patin, schepen van Halewijn v1403, had een dochter Heilzoete die huwde met Rogier van Steelant, heer van Loppem (3482); Gaultier Patin, één van de vennoten-pachters van de goederen, renten, inkomsten, poorten, molens en de heerlijkheid van Menen en een reeks andere gronden en heerlijkheden v1424, wat hij samen in pacht hield voor een periode van 9 jaar (100); Wouter Patin, pachter van het domein van Menen 1401-1407, 1414-1417 (7469); leenman van de Burg van Kortrijk (3880); Wautier Patin, "prevost des Quennes par noble et puissant seigneur Gautier, seigneur de Haluin et de Lauwe" v1443 (6643) [er staat nergens een riddertitel vermeld] Vader: Wouter f. Wouter (7481), zogenaamd "ridder", baljuw van Menen (3482); Gautier Patin, "le joisne", baljuw van Menen v1418 (6643); Gaultier Patin, baljuw en ontvanger van Menen, v1464 (299); baljuw van Menen 1439-1446 en 1452-1464 [geen riddertitel] [of was dit al de toekomstige raadsheer?]; in de tussenperiode waren de baljuw van Menen Gautier, heer van Halewijn en Josse van Halewijn, heer van Peene (6644), hij hield in 1456 een achterleen van het leen Douai te Roncq in de kasselrij Rijsel, geen riddertitel (6645) [de grens tussen de gelijknamige vader en grootvader is niet eenvoudig af te bakenen, noch die tussen gemzelf en zijn vader] Moeder: Maria van der Gracht (3482) (7481) Zusters: * Josine, gehuwd met Heylaert, heer van Moorslede (7481) * Marie, stierf als jonge maagd (7481) Tantes van vaderskant: Jossine, gehuwd met Roeland van der Gracht, 1398-1443, schepen van Menen (7112) [zijn vader en Roeland van der Gracht waren dus met elkaars zusters getrouwd (7481); Catharina Patijn, gehuwd met Jan van Dadizele, vader van de Jan van Dadizele die eind 15de eeuw een belangrijke politieke rol speelde (6356) (7481); nog Jane en Perchime (7481); Heilzoete, gehuwd met Roegier van Steelant (3482)
Gehuwd met de adellijke Josine van Halewijn op 30/4/1464 (7481) (4693) Jossine van Halewijn, weduwe van Gilles Patin, natuurlijke dochter van wijlen Gauthier van Halewijn, v1501 (1454)
Bij Jossine van Halewijn had hij minstens een zoon Roeland; die trad in 1476 in het kartuizerklooster van Rooigem te Gent, "professus" bij de Gentse kartuizers in 1477, overleden in 1495 (3482) (4693)
Gestorven op 16/9/1473 (7481)
Baljuw en ontvanger van Menen v1439-1446, 1452-1464 (6644) [of was dat nog zijn vader?]
Raadsheer in de RVV, eerste vermelding bij betaling vanaf Kerst 1456 [maar rekeningen 1453-1456 niet bewaard], ter vervanging van afwezige gewone raadsheren, "sans preiudice toutefoies de maistre Andry de Douay en maistre Jehan Desprez"; vanaf Kerst 1456 tot 17/5/1457 19 dagen aanwezig in afwezigheid van Roeland van Diksmuide [4/4/1457-13/4/1457 en 28/4/1457-6/5/1457]; op 18/5/1457 kreeg hij een commissiebrief als raadsheer in afwezigheid van Roeland van Diksmuide, in de plaats van Lodewic van Artrike; in 1458 210 dagen aanwezig (1730); in 1459 223 dagen aanwezig en in 1460 65 dagen (1779); in 1461 362 dagen aanwezig (1803); tussen Kerst 1461 en Sint-Jan 1462 166 dagen aanwezig (1813) Hij was aanwezig op de zittingen in 1456 (2327), 1457 (2333), 1458 (2348), 1459 (2364), 1460 (2383), 1461 (2407), 1462 (2406), 1463 (2428)
Leenbezit: * in 1475 hield hij in het Rijselse 5 lenen met een gezamenlijke jaaropbrengst van 263 lb par (7582) * heer van Nedermosscher en Legelant [volgens Huys] (3482); in 1447-48 had hij verheffingsgeld betaald voor het leen Nedermosscher gehouden van het Kasteel van Kortrijk, gekocht van Charles de Halewijn "dit le duerwaerdere" (7147) * hij had ca. 1474-1476 een leen opgekocht te Kortrijk-buiten, gehouden van het Kasteel van Kortrijk (6303) * hij liet in 1483 een stuk weide amortiseren van 10 bunders en een kleine heerlijkheid genaamd Rooigem, gehouden van de Oudburg van Gent en met een rente belast voor het onderhoud van een cel en een kapel die hij had laten stichten in la Chartreuse-lez-Gand (1455) * hij hield in 1470 een achterleen van De Mersch, een achterleen van het hof van Heule, gelegen binnen de Roede van Menen, waarvan op zijn beurt weer 2 achterlenen werden gehouden: zijn leenmannen waren Pierse Duuc en mr. Merlijn van de Westbusch (6356) * zijn weduwe Jossine van Halewijn kreeg in 1501 toestemming het leen en het hof van Nedermosschere, nabij Kortrijk over te maken aan een neefje, Gillequin van den Damme, klerk van de audiencier Philippe Haneton (1454)
Wapen : [en devies] * "een blauw veld met een staanden zilveren kraanvogel, rood van bek en pooten, benevens drie zilveren schelpen, twee al boven en eene al onder. De helm was bekroond met een ringkus, waarboven een gulden zwanenborst tusschen twee gulden vlerken prijkte" (3482) * "een gans, vergezeld van twee schelpen in het schildhoofd", naar een zegel uit 1420 (6356) * familiedevies: "Qu'oncques n'en pati nocher crois" (3482)
Studies: * hij was geïmmatriculeerd te Leuven in 1439, waar hij de opleiding in artes volgde (7838) * hij behaalde er de graad van licentiaat in civiel recht (7147) * "maistre, licencié es loix" v1456 (1730)
Stichtingen: * hij had een stuk weide van 10 bunders laten amortiseren, naast een kleine heerlijkheid genaamd Rooigem, gehouden van de Oudburg van Gent, en die bezet voor het onderhoud van een cel en een kapel die hij had laten stichten in la Chartreuse-lez-Gand [het Kartuizerklooster te Rooigem] (1455)