Antecedenten en origine: * afkomstig uit Poperinge (3257) (7692) (7962) * Johannes Ruple, inwoner van Poperinge v1233 (7962) * Guillaume de Ruple f. Sanders, belangrijk leenman van de abt van Sint-Bertijns te Poperinge v1408 (7962) * Johannes Ruple, notaris v1434 (4587); Johannes Ruple, "in artibus magister necnon in jure canonico baccalaureus, clericus Morinensis diocesis, publicus auctoritates apostolica tabellio" v1457(4587) (7962)
Vader: Alexandre de Ruple, die in 1461 borg voor hem stond (6708) Alexandre de Ruple baljuw van het hof van Sint-Bertijns te Poperinge v1439 (7962) [deze abdij had er heerlijke rechten en stelde de baljuw van de stad aan] Broer: Jehan (968) Johannes de Ruple "de Popringis" schreef zich in 1481 in aan de universiteit van Leuven om er canoniek recht te studeren (7962); mr. Jan de Ruple hield in 1514 de heerlijkheid tHulsbussche in Voormezele, die nog aan Guilbert had toebehoord (7962) [maar deze mr. Jan zou ook de zoon van zijn broer kunnen zijn]
Op 12/4/? zond hij een uitnodiging naar het Sint-Pieterskapittel te Rijsel voor zijn huwelijk met Anne, dochter van wijlen Jehan de Memere [de Suemere?] te Ieper op dinsdag 26/4 van een niet nader vermeld jaar [dit moet 1440 zijn geweest, afgaande op de datum, het feit dat Ruple tekende als klerk van Jan Wielant als griffier van de RVV, wat hij bv. nog niet was in 1429, een ander mogelijk jaar, en ook afgaande op de levensloop van Ruple in het algemeen], als ze hem de eer zouden doen te komen, "pourquoy me obligerez en voz services pour lesquelz accomplir me trouverez adez prest" (6119); gehuwd met Anne Suemers, waarschijnlijk uit het Ieperse afkomstig; na zijn dood zou ze hertrouwen met zijn voormalige klerk Jan van der Scaghe (7962)
Waarschijnlijk had hij geen nageslacht dat de meerderjarigheid heeft bereikt, vermits zijn broer Jan zijn erfgenaam was (7962)
Kort voor 13/10/1473 overleden (965) (7962), zijn broer Jehan was zijn erfgenaam (968)
Klerk van mr. Jan Wielant v1454 (3653) (7962); idem en adjunct-commissaris in de RVV, v1456 (3622) vanaf 1439 en nog in 1456-58 (7134)
Ontvanger van exploten en veroordelingen van de RVV, samen met Josse van den Brande 2/5/1461-1/5/1462 (2821) en apart 1/5/1462-3/7/1463 (1206) (2699) Hij was aanwezig op de zittingen in 1464 [1 keer] (2447)
Algemene ontvanger van alle financiën 3/10/1464-15/6/1467 en 1/1/1471-31/3/1472 (1205); kreeg in deze functie in 1471 48 s [van 2 gr] wedde per dag (963) (2815) In 1464-65 wordt vermeld dat zijn wedde van algemeen ontvanger 3 fr per dag bedroeg, waarmee hij weliswaar zijn klerken en hun onkosten nog moest betalen, evenals zijn eigen papier en perkament; in dat zelfde boekjaar kreeg hij nog een gift van 300 fr voor zijn goede diensten, zowel als ontvanger als voor de gewone uitgaven van het hof (901); zijn commissiebrief dateerde van 28/9/1446 (910) Penningmeester 1464-66 (1204); omdat hij terzelfdertijd ook algemeen ontvanger van alle financiën was, integreerde hij de uitgaven van het hof in zijn algemene rekeningen (1204)
Raadsheer 1468 (945) Argentier 1468-1470 (945) (2631) (2816) (7962) Tresorier van oorlog (965),24/3-31/8/1472 (1203), zeker tot 24/5/1473 (7962)
Penningmeester van de hertogin 1474 (7962)
Leenbezit: * hij hield in 1470 6 leengoederen van de Zale van Ieper in Elverdinge, Vlamertinge, Boezinge en Oostvleteren, met een totale oppervlakte van 21 gemeten 1 lijn; daarnaast nog een leen gehouden van de Spijker van Ieper en een leen in Langemark bestaande uit een graanrente; alle samen, met uitzondering van het leen in Vlamertinge, hadden ze een jaaropbrengst van 44 lb par; daarnaast hield hij de heerlijkheid tHulsbussche, een bos in Voormezele, waarover hij in 1465 in conflict kwam met de abdij van Voormezele (7962) * hij hield een achterleen van de heerlijkheid Boezinge in de kasselrij Ieper (6392) (6707); met name een leen van 6 gemeten in Boezinge zelf v1474 (7323) * in 1474 hield hij een achterleen van 5 gemeten 100 roeden, met een jaaropbrengst van ongeveer 70 s par, van het leen Ter Waerde van Robert de Vroede, gehouden van de Zale van Ieper (7327) * een leen op de spijker van Ieper (6707) [zelfde als bovenstaande?] * in 1474 hield hij een achterleen van een leen van Jan van Dixmude, gehouden van de Zale van Ieper, van 4 gemeten en 100 roeden, en een klein bosje, met een jaaropbrengst van ongeveer 48 s par (7327) * in 1474 hield hij een leen in Langemark van 19 razieren haver, Ieperse maat, met een kleine tiende [dymette], met een jaaropbrengst van ongeveer 9 lb par (7327) * in 1474 hield hij een achterleen van de heer van Voormezele, heerlijkheid gehouden van de Zale van Ieper, van 4 gemeten en 52 s par rente, met een jaaropbrengst van ongeveer 6 lb par (7327)
Stichtingen: * in 1472 [dus misschien een stichting in het aanschijn van de dood] had hij een bedrag van 25 lb gr laten amortiseren ten voordele van de Sint-Bertijnsabdij, tegen de som van 300 lb van 40 gr, die hij noch zijn erfgenamen echter ooit betaald hebben, noch werden er erfgoederen voor aangewend; de RK vond echter terug dat KdS dit bedrag indertijd aan Guilbert had kwijtgescholden (7692); de eigenlijk stichting gebeurde pas in 1478, na zijn dood; het betrof de instelling van zeven getijden te eeuwigen dage te vieren door zeven priesters en een koster; er waren ook 31 prebendes aan verbonden (7962)